Mentaliseren en hechting


“Kenmerkend voor relaties waarbinnen goed gementaliseerd wordt is de ontspannen houding tot elkaar. De partners of gezinsleden zitten niet vast op één gezichtspunt, kunnen speels zijn naar elkaar, hebben humor, zijn gericht op nabijheid (en niet op kwetsen van anderen of op afstand houden). Binnen deze relaties kan men problemen oplossen mede doordat zij meerdere standpunten kunnen innemen en het perspectief van de ander willen horen. De gezinsleden blijven in de verwoording van de problemen dicht bij hun eigen gevoelens en intenties (ze hebben het niet met stelligheid over de intenties van anderen). Binnen dergelijke relaties hebben mensen het idee zelf invloed te hebben op wat er gebeurt en voelen ze zich niet overgeleverd aan de ander of de situatie”. 

Dit is een citaat uit het artikel: Mentaliseren Bevorderende Therapie in Relaties en Gezinnen van Nicole Muller en Coriene ten Kate uit het tijdschrift Systeemtherapie Jaargang 20 nr.3, september 2008. Hieronder een verkorte versie van het artikel.

Inleiding

We hebben allemaal een eigen ervaringswereld waar vanuit wij handelen en omgaan met anderen. Onze ervaringswereld geeft sturing aan ons gedrag maar ook aan onze innerlijke wensen, gevoelens, fantasieën, verwachtingen, meningen, gedachtespinsels, behoeften.

Meer proberen te begrijpen van die innerlijke wereld van jezelf en van anderen betekent begrijpen dat menselijk gedrag niet uit de lucht komt vallen en dat er van alles achter zit. Meer begrijpen betekent ook dat je beter kunt inspelen op situaties en beter kunt voorspellen wat er komen gaat.

Mentaliseren is het vermogen om na te denken over de eigen innerlijke wereld en die van anderen. Mentaliseren speelt zich af tijdens de interactie tussen mensen. Belangrijke kenmerken van mentaliseren zijn dat het verborgen is (het innerlijk is min of meer onzichtbaar) en dat het onderhevig is aan fouten (conclusies die je trekt kunnen niet kloppen).

De ontwikkeling van het mentaliserend vermogen

Je leert mentaliseren in samenspel met anderen. De zindelijkheidstraining bijvoorbeeld is een samenspel tussen ouder en kind. De ouder verwoordt de lichamelijke signalen die hij/zij opmerkt bij het kind en laat zien hoe je er mee omgaat. Dit is een nauwkeurig afstemmen op elkaar, zodat het kind de eigen innerlijke signalen beter leert opmerken en (her)kennen en tevens leert  dat de ander rekening met hem houdt en hem opmerkt. Goede mentaliserende capaciteiten van ouders geven de grootste kans op veilig gehechte kinderen, zelfs wanneer de feitelijke omstandigheden ongunstig zijn, zoals in een een-oudergezin, bij detentie, werkloosheid, enz.

Moeizame onveilige hechtingen

– Een depressieve ouder die niet open staat voor de belevingen van het kind, niet afstemt op het kind, waardoor het kind impliciet gedwongen wordt om zich af te stemmen op de ouder om contact te houden leidt tot onveilige hechting. Het kind doet de ervaring op dat de ouder niet opmerkzaam is op zijn innerlijke wereld maar alleen bezig is met eigen ervaringen, waaruit een gepreoccupeerde vorm van onveilige gehechtheid kan ontstaan. Het kind zal zich meer en meer gaan richten op de binnenwereld van de ouder, eigen innerlijke ervaringen steeds minder aandacht geven en relaties gaan vormen die de ander centraal stellen. Het mentaliserend vermogen zal zich slechts gedeeltelijk ontwikkelen. Het eigen innerlijk blijft onontgonnen terrein.

– Een andere soort onveilige hechting komt voor als bijvoorbeeld een vader zijn kind stelselmatig kleineert en uitlacht of wanneer een kind door de ouder wordt afgewezen (verwaarloosd, misbruikt, mishandeld). Dit kind is steeds aangewezen op zijn eigen innerlijke wereld en sluit zich af voor anderen: Het ontwikkelt een vermijdende vorm van onveilige gehechtheid.

– Het mentaliserend proces kan ook verstoord raken als er sprake is van sterke prikkeling of bij traumatisering. Er wordt een gedesorganiseerde gehechtheid ontwikkeld. Een getraumatiseerde ouder kan bijvoorbeeld het kind opmerken en afstemmen op het kind maar in emotionele situaties die associaties oproepen met het trauma kan de ouder zeer afwijzend zijn en zelfs mishandelend. Voor het kind betekent dit veel onzekerheid en onvoorspelbaarheid, waardoor zijn gedrag chaotisch wordt.

Trauma schakelt het mentaliseren tijdelijk, geheel of gedeeltelijk uit. Een persoon ervaart zichzelf en zijn omgeving niet meer als coherent en het nadenken stagneert. Bij daling van stress zal het vermogen tot mentaliseren weer terugkeren.

Bij oplopende spanningen in het hier en nu, als het mentaliseren sowieso moeilijk is, zijn met name mensen die onveilig of gedesorganiseerd gehecht zijn kwetsbaar. Wanneer het mentaliserend vermogen wegvalt is de kans op toename van star, controlerend en manipulerend gedrag groot, wat kan leiden tot escalatie van problemen en conflicten in relaties met anderen.

pratende-mannen-e1353928895690

communicatie niet gericht op het kwetsen van elkaar…

Problemen met mentaliseren

Vier vormen van gebrekkig mentaliseren

1. In geen enkele situatie mentaliseren. Een bijna volledig gebrek aan aandacht voor de gevoelens, gedachten en wensen van de ander en bijna alles vertalen in concrete begrippen. Er wordt gezegd: “Zo is hij geboren”, “zo is zij nu eenmaal”, “ik doe dit omdat ik een borderliner ben”. De achterliggende intenties worden niet genoemd maar op een ziekte geschoven. Er wordt gesproken in absolute termen zoals altijd of nooit, goed of slecht. Emoties en gedachten worden niet herkend, invloed van eigen gedrag, gevoel en gedachten wordt niet erkent. Ouders reageren puur op het gedrag van het kind en lijken niet na te denken over de redenen waarom een kind zich op een bepaalde manier gedraagt.

2. Niet mentaliseren op één specifiek terrein. Een misbruikte moeder die haar dochter niet uit laat gaan met vrienden uit angst dat haar dochter hetzelfde overkomt.

3. Pseudo-mentaliseren. Met zekerheid vertellen wat een ander voelt zonder je ervan bewust te zijn dat je dit nooit zeker kunt weten. Het mentaliseren heeft zo maar één doel, namelijk het bekrachtigen van eigen overtuigingen of het najagen van eigen gewin. Bijvoorbeeld een gescheiden moeder die er van overtuigd is dat haar kind veel liever bij haar is dan bij de vader en zegt: “Hij huilt altijd als hij weer thuis is omdat hij mij zo heeft gemist”. Het kind krijgt niet de ruimte om te onderzoeken wat het zelf voelt, wil en denkt.

4. Verkeerd gebruik van mentaliseren. Een vorm van mentaliseren om de ander doelbewust te kwetsen.

Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT)

Er wordt gewerkt aan het begrijpen van de mentale binnenwereld van anderen en het begrijpen van zichzelf met enige distantie. Hierbij let de therapeut op drie voorwaarden die het mentaliseren zowel kunnen bevorderen als tegengaan.

– Congruentie. Cliënten merken dat de therapeut geïnteresseerd is in wat er in hen omgaat. De therapeut weet pas wat er in hen omgaat als zij daar zelf ook naar op zoek gaan en er iets over kunnen zeggen.

-Begrenzing. De therapeut laat weten dat hij de cliënt heeft gehoord en begrepen maar dat zijn gevoelens en gedachten verschillen van de beleving van de cliënt.

– Prikkeling. De therapeut is alert op het spanningsniveau bij de cliënt. Een therapeutische relatie aangaan is voor onveilig gehechte mensen erg spannend en doet de capaciteit tot mentaliseren afnemen.

Momenten waarop het mentaliserend proces tijdens het gesprek faalt worden aangegrepen om te exploreren. Wie of wat droeg bij aan het blokkeren tijdens het gesprek?

Cliënten worden actief betrokken bij het proces van begrijpen door het observeren en bespreken van verbanden tussen denken, voelen en handelen. Eigenlijk is dit iets wat iedere therapeut in meer of mindere mate doet. Maar MBT blijft gericht op het mentaliseren ook als het moeilijk is om deze focus vast te houden.

Aan de houding van not knowing blijft de therapeut vasthouden. Hij blijft oprecht openstaan, transparant en navragen zonder op zoek te zijn naar de bevestiging van zijn eigen hypothesen. Steeds proberen te begrijpen wat er in het hier en nu gebeurt in plaats van te focussen op een probleem en daar een oplossing voor te bedenken, vereist dat de therapeut bestand is tegen het appel waarmee veel cliënten aan een therapie beginnen: “Zegt u maar wat ik moet doen want ik weet het niet meer”.

Transparant zijn betekent dat de therapeut uitlegt wat mentaliseren is, hoe het kan blokkeren en wat de doelen zijn. Bijvoorbeeld: Verbeteren van relaties. MBT staat ook stil bij actuele, vaak nog onbenoemde gevoelens en bij het effect van die gevoelens op de interactie in het hier en nu.

MBT met gezinnen

Doel van de therapie is om het onderlinge begrip tussen gezinsleden te vergroten. De therapeut kan bijvoorbeeld aan een moeder wiens zoon agressieve uitbarstingen heeft, vragen: “Als uw zoon zo doet, wat gebeurt er dan met u, wat voelt u dan?” Als die moeder zegt bang te worden voor haar zoon, kan blijken dat hij zich dat nog nooit heeft gerealiseerd. De zoon wordt aan het denken gezet over zichzelf als iemand voor wie anderen bang zijn.

MBT in gezinnen probeert consequent het onderlinge begrip te vergroten, waardoor alle gezinsleden weer gaan nadenken over zichzelf, elkaar en de manier waarop ze met elkaar omgaan. De therapeut is er dus bijvoorbeeld niet in eerste instantie op gericht om de ouders te helpen de gezagsrelatie terug te krijgen.

Als een cliënt helemaal niet mentaliseert en bijna alles vertaalt in concrete begrippen, wordt de aandacht gericht op gedachteprocessen die ervaring en gedrag met elkaar verbinden. Dit is een cognitief therapeutische aanpak maar het gaat bij MBT niet zozeer om het opsporen van denkfouten, verkeerde cognitieve schema’s of het bedenken van helpende gedachten. De MBT therapeut zoekt met de cliënt of met het gezin vooral naar bestaande denkpatronen en poogt die van betekenis te voorzien middels de ervaringen en belevingen van de cliënten.

De therapeut richt zich niet op één individu maar op de interactie, de interactionele kanten van het handelen of de problemen en op het belichten van gedachten en gevoelens van mensen over zichzelf en anderen. De therapeutische relatie zelf kan hierbij ook ingezet worden.

Er is veel aandacht voor innerlijke ervaringen, aandacht voor gezins- en familiebanden, conflictueuze gevoelens die van binnen spelen en zich herhalende gedragspatronen in het individuele leven. Bekeken wordt hoe eerdere ervaringen de actuele ervaringen beïnvloeden. Als in het hier en nu het mentaliseren vastloopt kan onderzocht worden wat in het verleden heeft gemaakt dat iemand nu zo doet of denkt. De nadruk daarbij ligt daarbij op het begrijpen van zichzelf en anderen in het hier en nu en niet zozeer op het verwerken van het verleden.

De problemen van de cliënt worden beschouwd als een manifestatie van een moeizaam functionerend (gezins)systeem. Er wordt gewerkt vanuit de kracht van het systeem en niet vanuit de pathologie. Cliënten worden middels zogeheten circulaire vragen aangemoedigd tot nieuwsgierigheid  naar het denken en voelen van elkaar. De therapeut zou bijvoorbeeld kunnen vragen: “Hoe denkt u dat uw kind, uw ouder, uw partner zich voelt in die of die situatie of als u zus of zo doet? Men is steeds gericht op mentale processen, wat die betekenen voor de cliënt en voor anderen en hoe zij uitwerken in relaties.

Verbondenheid en steun

Als de kwaliteit van de relaties in een gezin verbetert krijgen de gezinsleden meer gevoel van verbondenheid en kunnen zij problemen beter zelf oplossen. Door het mentaliseren ervaart men steun van elkaar. Er kan weer spontaan en intuïtief gedacht worden over redenen waarom een gezinslid zich op een bepaalde manier gedraagt, over wat de motieven en intenties van iemand zijn.

Men legt de gezinsleden uit dat bij heftige emoties het mentaliseren geblokkeerd wordt. Een kind dat woedend wordt kan niet meer mentaliseren. Als zijn ouder daar angstig van wordt, kunnen ook zijn mentaliserende capaciteiten geblokkeerd raken. Er volgt een ondoordachte reactie. Deze roept weer een heftige reactie op bij het kind. De ouder probeert controle over het kind te krijgen maar het kind zal zich onttrekken aan de interactie. Deze zogenaamde ‘inhibitie cirkel’ van niet-mentaliseren wordt uitgelegd.

Interventies van de therapeut

Momenten waarop gezinsleden respectvol met elkaar omgaan, blijk geven van verschillende perspectieven, belangstelling tonen door elkaar vragen te stellen over belevingen en gevoelens, worden bekrachtigd.

Vragen of gezinsleden zich vaak begrepen voelen door elkaar en wanneer niet. Onderzoeken of gezinsleden veel invullen voor elkaar zonder na te vragen of ze het bij het rechte eind hebben.

Observeren: Wie spreekt, wie luistert? Wie werkt mee, wie niet?

Vragen stellen over observaties: “Heeft u enig idee waarom hij stil is? Als hij wel zou praten, wat denkt u dan dat hij zou zeggen? Wat is het effect op u als uw zoon zich zo opstelt? Denkt u dat uw zoon dit weet? Waarom denkt u dat?”

Onderlinge nieuwsgierigheid bevorderen.

Oefeningen doen waardoor gezinsleden meer naar elkaar kijken en proberen betekenis te geven aan elkaars gedrag. Een kind wordt bijvoorbeeld gevraagd zijn boosheid, blijheid of verbazing uit te beelden. Vervolgens wordt de vader gevraagd een van de emoties van het kind uit te beelden waarbij de andere gezinsleden wordt gevraagd welke emotie de vader uitbeeldt.

Als de spanning erg oploopt zoals wanneer onbesproken problemen of geheimen aan de orde komen of bij een escalerend relatieprobleem kan de therapeut een gezinslid uit het gesprek halen en een kort individueel gesprek aanbieden. De therapeut legt uit: “Als je tegen mij zo schreeuwt kan ik niet meer denken en raak ik in de war, ik schrik dan. Misschien gebeurt er nu ook zo iets bij je dochter. Dat weet ik niet. Wel weet ik dat de heftigheid van jouw emoties het moeilijk maakt om nu met elkaar te praten. Kom even mee om tot rust te komen voordat we samen met je gezin kunnen stilstaan en onderzoeken waardoor je zo geëmotioneerd bent”.

Het gesprek stoppen als er niet meer gementaliseerd wordt en zoeken naar het moment waarop de gezinsleden het contact verloren met elkaar.

Opsporen van narratieven die het mentaliseren stoppen. Vaste verklaringen over hoe een probleem of een probleemkind in elkaar zit stopt het wisselen van perspectief en werkt het mentaliseren tegen. Het met elkaar opsporen van zo’n vastzittend verhaal en het onderzoeken wat het effect er van is kan ruimte geven aan nieuwe gezichtspunten.

Geen herhaling van zetten rond kwetsing en afwijzing

Als de therapeut zicht heeft op de eigen gevoelens en tegelijk de gevoelens van anderen kan verdragen kan hij oprecht meeleven met de intensiteit van pijnlijke ervaringen zonder er door overspoeld te worden en deze gevoelens omvatten (‘containen’). Therapie die het mentaliseren bevordert is een stimulans voor gezinsleden om hernieuwde interesse voor elkaar op te brengen, waardoor steun opnieuw ervaren kan worden en samenwerking opnieuw het uitgangspunt wordt.

2077673643

communicatie niet gericht op het op afstand houden van elkaar…

15 reacties

Opgeslagen onder Psychotherapie, Systeemtherapie