Categorie archief: Psychologie

Wees jezelf

Gisteren met vriendin/collega A naar het media cafe op het mediapark in Hilversum voor een interactief interview met Francien Oomen. We vroegen ons even af wat we daar deden als twee pensioengerechtigden want de rest van het publiek was van een veel jongere generatie, ook wel genoemd de generatie Z,  Z van Zoomers. Een generatie die een wereld zonder sociale media niet kent.

Al waren wij buitenstaanders werd het toch ook voor ons een inspirerende avond. Ik kende Francine Oomen eigenlijk alleen van een documentaire van Nicole van Kilsdonk: ‘Hoe overleef ik mijzelf’, waarin ze openhartig is over haar diepere zielenroerselen en waarin aandacht is voor haar kleurrijke grafische werk. Maar ze was bij de generatie in de zaal vooral bekend van haar HOI boeken: Hoe Overleef Ik… De puntjes staan voor allerlei verschillende problemen waar kinderen mee kunnen zitten; van dik zijn tot leven met een overleden ouder.

Oomen is enkele jaren stil geweest maar komt nu met ‘Hoe overleef ik… TikTok’. Deze keer is het boek geschreven voor volwassenen en gaat het over overleven in een tijd waarin sociale media dominant zijn en niet altijd op een positieve manier. Zoals bijvoorbeeld wanneer invloedrijke sociale media persoonlijkheden (‘influencers’) zich presenteren met behulp van filters en er ‘mooier’ uitzien dan ze zijn. Slanker, dikkere lippen, langere wimpers, enz. Niet zelden laten ‘influencers’ zich opereren zodat ze eruit zien zoals op hun schermpjes. Plastische chirurgie floreert meer dan ooit sinds de sociale media zo’n 20 jaar geleden steeds belangrijker werden.

Oomen drukte haar publiek op het hart dat het innerlijk belangrijker is dan het uiterlijk en dat we niet mogen vergeten dat we in een kapitalistische samenleving leven waarin het voor sommige ondernemers, waaronder plastisch chirurgen, heel goed is als we ons onzeker voelen. Er wordt goed aan onze onzekerheden verdiend..

Oomen heeft zelf aan haar onzekerheid gewerkt, ook met behulp van psychologen want zoals de meesten van ons heeft ook zij in de kindertijd schade opgelopen. Het woord hechting gebruikte ze. Onveilige hechting. In iedereen zit een gekwetst kind dat probeert te overleven. Erkenning en herkenning is waar we behoefte aan hebben. En sociale media kunnen ons op een positieve manier helpen om meer verbinding te voelen met anderen en ons zelf te blijven. Daar gaat ze voor. En haar publiek ook!

Als afsluiting van de avond werd het lied: ‘Zoek jezelf’ van Van Kooten en de Bie ten gehore gebracht. Een lied uit Oomens eigen kindertijd en ook uit dat van mijzelf:)

 

 

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Psychologie

Immuun worden voor nep-nieuws

Je kunt desinformatie achteraf weerleggen, maar soms is het kwaad dan al geschied: De mensen zijn het gaan geloven. Zou voorkomen niet beter zijn dan genezen? Niet debunken maar pre-bunken?

‘Debunken’ is Engels voor ‘weerleggen’.

Dat het ‘prebunken’ werkt toont sociaal-psychologisch onderzoeker aan de Universiteit van Cambridge: Sander van der Linden (1986) aan. Hij maakt filmpjes waardoor je als kijker nep-nieuws vooraf leert herkennen aan de hand van indicatoren zoals emotionele taal, tegenstellingen en valse tegenstellingen. Hij maakt gebruik van de metafoor van het vaccineren tegen een virus. Net als bij de vaccinaties zijn voor het ‘prebunken’ ook ‘boosters’ nodig.

In zijn nieuwe boek Immuun voor nep-nieuws zet Van der Linden de wetenschappelijke theorie achter het ‘prebunken’ uitgebreid uiteen en geeft hij een handzame lijst van elf ‘antigenen’ om de verspreiding van misinformatie te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld:‘vermijd filterbubbels’ (vermijd informatie die gefilterd is op basis van jouw eerdere zoekgedrag), ‘beloon nauwkeurige informatie’, enz.

Citaat uit het artikel in de NRC: ‘Een kleine dosis nep-nieuws kan helpen tegen de verspreiding.’

De kiem voor de ‘nieuwe wetenschap van prebunking’, legt Van der Linden uit in een online gesprek, werd gelegd in de jaren vijftig, toen in de VS experts een ‘vaccin’ zochten tegen communistische ‘hersenspoeling’ van Amerikaanse krijgsgevangenen in de Korea-oorlog. Het idee: geef mensen preventief een verdunde dosis desinformatie, mét middelen om die te kunnen ontzenuwen. Dat voorkomt dat de misleidende informatie wordt ‘gecodeerd’ in het brein en al meteen „spinnenwebben trekt in het mentale model”.

Sociale psychologie onderzoekt hoe informatie zich hecht en verspreidt en gebruikt daarbij dezelfde modellen als de epidemiologie. Mensen worden na het zien van de filmpjes gevoeliger voor desinformatie, ze leren het herkennen. De filmpjes zijn educatief en worden gemaakt zonder winstoogmerk.

Je moet mensen prikkelen om zichzelf te blijven beschermen tegen nep-nieuws. Van der Linden:

De vraag is natuurlijk wanneer je immuun bent geworden en of het ook mogelijk is om groepsimmuniteit te bereiken. Om dat te testen heb je grootschalige campagnes nodig. Dat is lastig, want socialemediabedrijven en overheden werken moeilijk samen. Je kunt je ook voorstellen dat burgers de technieken zelf gaan verspreiden, elkaar inenten. Sociale besmetting, maar dan in positieve zin.

Hier twee filmpjes. De eerste over valse tegenstellingen. De tweede over zondebokken.

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Psychologie

Zelfbeschadiging krijgt aandacht op Tiktok: Praat er over!

Overgenomen van de NOS website:

Tiktokkende Ella steunt jongeren in strijd tegen zelfverwonding: ‘Ben al 10 maanden clean’

Anderhalf miljoen kliks en ruim 10.000 reacties op een TikTok waarin Ella van 15 laat zien dat ze zichzelf al tien maanden niet heeft verwond. “Ik had nooit gedacht dat dit zo viral zou gaan, maar ik ben echt blij met de aandacht die het krijgt”, vertelt ze aan NOS Stories.

Jaarlijks verwonden duizenden jongeren hun lichaam en doen ze aan zelfbeschadiging, zeggen experts. “En het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk veel hoger, omdat lang niet iedereen zich meldt en om hulp vraagt”, zegt Nienke Kool, onderzoeker bij ggz-organisatie Parnassia.

De video van Ella is voor veel jongeren iets om aan vast te houden en steun uit te halen. Reacties onder haar TikTok als “zo trots, ik ben net een weekje clean” en “negen maanden hier, bijna tien” krijgen veel likes. Dat laatste schreef Zoë van 16. “Ik had het heel moeilijk, ik haal hoop uit zo’n TikTok en heb veel respect voor Ella”, zegt ze.

Waarom jongeren zichzelf beschadigen loopt uiteen, vaak is het om een minder rot gevoel te krijgen over een situatie in de privésfeer. “Iedereen die zichzelf beschadigt kampt met een minderwaardig zelfbeeld”, vertelt Nicole ter Morsche, ervaringsdeskundige bij Zebra Voorlichting Training & Advies, die zorgorganisaties bijstaat.

Vanuit haar functie spreekt ze regelmatig met jongeren en zorgprofessionals over zelfverwonding. “Er kan een trauma onder liggen, het kan voortkomen uit een bepaalde psychische kwetsbaarheid waardoor je minder goed met je emoties overweg kunt. Wanneer je besluit jezelf te beschadigen, ben je gewoon heel erg vastgelopen. Dat kan om uiteenlopende redenen zijn.”

Om aandacht vragen is volgens ter Morsche in ieder geval niet het doel van mensen die doen aan zelfbeschadiging. “De persoon die dit doet verwondt zichzelf en probeert het daarmee juist zelf op te lossen, in plaats van met het verhaal naar een ander toe te stappen. Dat het om aandacht gaat is absoluut fout.

NOS Stories sprak met Jordi van 19, die zichzelf anderhalf jaar beschadigde en daar bovenop is gekomen

Ella plaatste de TikTok om te laten zien dat het haalbaar is om te kunnen stoppen met zelfverwonding. “Ik was heel trots op mezelf, ik ben blij dat dit deel van mijn leven achter me ligt en dat wilde ik delen”, zegt ze.

“Dit soort video’s zijn natuurlijk heel mooi en ze kunnen positief werken”, vult ter Morsche aan. Toch ligt het delen van dit soort video’s soms ingewikkeld volgens haar. “Soms zijn er ook accounts die zelfbeschadiging promoten of laten zien. Dat kan triggeren, bijvoorbeeld bij jongeren die al niet goed in hun vel zitten.”

Psycholoog Dianne Hofstee onderschrijft dat. “Ook voor jongeren die aan zelfbeschadiging hebben gedaan en dit soort video’s tegengekomen kan het weer iets aanwakkeren.”

Ella benadrukt dat haar filmpje ontzettend veel positieve reacties heeft opgeleverd. “Ik snap dat het een gevoelig onderwerp is. Maar dat is ook precies de reden waarom ik de video op deze manier instak. De focus ligt erop dat ik wil laten zien dat het voor iedereen mogelijk is om er overheen te komen.”

Volgens Hofstee is vooral erover praten met een ander belangrijk. “Dat is een moeilijke stap. Maar bespreek het met mensen die je vertrouwt, denk aan je vrienden of je mentor. En via sociale media is het tegenwoordig ook heel gemakkelijk om in contact te komen met professionals die je daar graag mee willen helpen.”

Zelfbeschadiging is het structureel lichamelijke verwondingen of schade toebrengen, zonder bewuste suïcidale intentie. Heb je zelf hulp nodig of maak je je zorgen om iemand? Kijk op zelfbeschadiging.nl

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Psychologie

We zijn ontlichaamd

In een artikel in de NRC: ‘Kom eens uit je hoofd, en ga eens in je lijf’ staat dat we voor ons psychische welzijn het eigen lichaam beter kunnen gebruiken dan we nu doen. Ik denk dat dit waar is en belangrijk. Uit de NRC:

De moderne mens is vooral met zijn hoofd bezig, het lichaam is er om er goed uit te zien. Maar we moeten ook naar ons lijf luisteren, zodat we voelen of we stress hebben en daar wat aan doen.

Volgens de psycholoog Anne Marsman is het tijd voor een herwaardering van de connectie tussen hoofd en lichaam. Cognitieve therapie (veranderen van gedachten) is te dominant. De conclusie uit haar promotieonderzoek is dat het lichaam stress en traumatische ervaringen op slaat. Psychotherapie zou het lichaam er meer moeten bij betrekken.

We moeten leren luisteren naar de subtiele signalen van het lichaam. En het gaat hier bij niet alleen om contact met je eigen lijf, het gaat er ook om dat je lichaam in gezond contact staat met anderen.

Interoceptie moet een belangrijk onderdeel worden van de therapie. Interopceptie is het waarnemen van verschillende lichaamsprocessen, van hartslag tot spierverkrampingen. Hoe gevoeliger je bent voor ‘interoceptieve’ signalen, hoe beter je je emoties kunt reguleren. En dit werkt ook andersom: mensen die minder goed kunnen benoemen wat ze in hun lijf voelen, hebben vaker last van psychische problemen.

Het lichaam houdt de mentale score bij van je leven

NRC had in 2021 al een artikel over het voelen en het lichaam en haalde daarin de bestseller van psychiater Bessel van der Kolk aan: ‘The body keeps the score’.  Gepubliceerd in 2014. Volgens van der Kolk is de Westerse cultuur extreem ‘ontlichaamd’. Ook van der Kolk deed onderzoek naar hoe trauma het lichaam binnen dringt.

Toen de NRC dit eerdere artikel publiceerde: ‘Een onaangeraakt lichaam is een ongelukkig lichaam’ , beheerste de pandemie ons leven volop. We moesten afstand houden en thuis werken. Nu hoeft thuiszitten op zichzelf niet traumatisch te zijn maar de pandemie immobiliseerde mensen ook. De sport-en yogascholen waren dicht maar de snackbar en de slijterij waren open. De ‘lockdown’ maatregelen maakten het moeilijker om te bewegen, om weg te komen uit vervelende situaties. Volgens van der Kolk zorgden de maatregelen voor een pre-traumatische conditie. Ook voor van der Kolk is het lichaam cruciaal voor het beleven en verwerken van emoties.

Hij maakt een onderscheid tussen het ‘objectieve lijf’ en het ‘geleefde lijf’, waarbij het eerste iets is wat net als alle andere objecten om ons heen een gewicht heeft, een massa, drijfvermogen, enzovoort. Maar veel belangrijker dan het objectieve lichaam is ‘het geleefde lijf’: het lichaam dat we gebruiken om in contact te komen met anderen, om te voelen, te proeven en om te ervaren. Hier een stuk uit het telefonische interview dat NRC had met van der Kolk in 2021:

„Je lichamelijk onderdeel voelen van een gemeenschap, een netwerk – dat is cruciaal om met vervelende omstandigheden om te kunnen gaan.” Hij beschrijft in zijn boek hoe, naar zijn smaak véél te langzaam, het lichaam wordt herontdekt in de psychiatrie. Het lichaam houdt de mentale score bij van je leven, en het lijf is dan ook een belangrijke sleutel bij het oplossen van trauma’s en stress, benadrukt hij.

Eten, poepen, plassen, ademen: dat is de basis van alles, zegt hij. En juist die lichamelijke processen gaan daarom vaak fout na een trauma. De meest basale lichaamsfuncties lopen in de soep als je getraumatiseerd bent, van seksuele opwinding die het laat afweten tot maagklachten of rugpijn.

„Het is toch fascinerend dat het belang van aanraking vrijwel compleet wordt genegeerd in de psychologie? Psychologen en therapeuten wordt geleerd: raak vooral niemand aan, maar stel vragen en praat. En dat terwijl mensen, als ze te maken krijgen met een tragedie, het liefst fysiek bij elkaar komen, elkaar omhelzen, elkaar aanraken.”

Alcohol

Hoe kan het dat veel westerse culturen, en de geestelijke gezondheidszorg, zo losgezongen zijn geraakt van het lichaam? Van der Kolk noemt de Europese en Amerikaanse samenleving ‘post-alcoholische culturen’. Noord-Europeanen hadden één manier om stress te behandelen: een fles alcohol. En in de Amerikaanse cultuur zit ook ingebakken: als je je slecht voelt, neem je een slok of een pil. Door die neiging om te verdoven, vergeten mensen te luisteren naar de signalen van hun lijf.

Ook dat klinkt trouwens weer behoorlijk actueel in een met wijn doordrenkte pandemie. Maar is het wel juist om te spreken van post-alcoholisch, of is de cultuur nog steeds hartstikke alcoholisch?

Van der Kolk: „Het is altijd al alcohol geweest: het helpt je om je zintuigen af te stompen. Er is een enorme correlatie tussen trauma en alcohol- en drugsverslavingen. Het is vrijwel onmogelijk om drugsverslaafd te worden als je geen traumatisch verleden hebt.”

Maar de vervreemding van het lichaam komt niet alleen door het gemakkelijke en cultureel diep ingebakken grijpen naar de fles, denkt hij. Het belang van emoties in het lichaam is niet iets waar wij thuis, op school, of in onze religieuze en filosofische tradities veel over horen. En dat terwijl andere wereldreligies bol staan van de rituele dans, beweging, fysieke ervaringen, meditatie, extase.

„Toen ik naar school ging in de jaren vijftig was er veel aandacht voor bijvoorbeeld harmonische samenzang.” Ook dat is een manier om meer in contact te komen met het lichaam: samen zingen, muziek maken, dansen. „Dat gebeurt nu volgens mij veel minder op scholen.” De massale verslaving aan smartphones heeft dat alleen maar erger gemaakt, denkt hij.

Yoga

Van der Kolk heeft niet zo snel vijf tips om uit je hoofd en in je lijf te komen. Een betere connectie met het lichaam vergt volgens hem vooral meer structurele aandacht voor het beleven van het lijf: op individueel niveau, in de geestelijke gezondheidszorg én in de westerse cultuur in bredere zin.

Hij kijkt ook nadrukkelijk naar lichaamsoefeningen die zijn ontstaan in andere culturen. Hij is bijvoorbeeld een grote voorstander van yoga, omdat er veel bewijs is dat die lichaamsoefeningen trauma’s kunnen helen. Of neem qi gong, een meditatieve Chinese bewegingstraditie. „De Chinese cultuur is veel ‘belichaamder’. Je ziet het daar aan groepen mensen die elke dag in parken meditatief staan te bewegen.”

Er zijn allerlei activiteiten die je weer beter in contact kunnen brengen met je lijf, zegt Van der Kolk. Van kunst en muziek maken, tot bewegen en alternatieve lichaamsbehandelingen of massage-achtige therapieën als Rolfing en craniosacraaltherapie. Dat zijn methodes die nu nog vaak een zweem van alternatieve geneeskunde om zich heen hebben, maar waar volgens Van der Kolk stevig bewijs voor is dat ze helpen.

Tot zover de NRC. Hier een citaat uit de bestseller ‘The body keeps the score’ gevonden op de website ACE Aware NL

“Trauma resulteert in een fundamentele reorganisatie van hoe de geest en het brein omgaan met wat ze waarnemen. Trauma verandert niet alleen hoe we denken en waarover we denken, maar vooral ook de vaardigheid van het denken zelf. We hebben ontdekt dat het van enorme betekenis is om traumaslachtoffers te helpen om woorden te vindens waarmee ze kunnen omschrijven wat hen is overkomen; meestal is dat echter niet voldoende. Het vertellen van het verhaal verandert namelijk niet noodzakelijkerwijs de automatische lichamelijke en hormonale reacties van het lichaam dat hyperwaakzaam blijft, ieder moment voorbereid op het moment waarop het wordt aangevallen of misbruikt. Om echte verandering te bewerkstelligen, moet het lichaam leren dat het gevaar is geweken en dat het mag leven in de realiteit van het heden.”

Om de verbinding tussen lichaam en geest duidelijk te maken, noemt Van der Kolk twee beroemde wetenschappers: Charles Darwin en onze tijdgenoot Stephen Porges. Darwin ontdekte dat een dier in de overlevingsmodus terecht komt wanneer het zich bedreigd voelt:

“Wanneer een organisme gevangen zit in de overlevingsmodus, richt het alle energie op het bevechten van onzichtbare vijanden, waardoor er geen ruimte overblijft voor koestering, zorgzaamheid, en liefde. Voor ons mensen betekent dit dat zo lang als de geest zichzelf verdedigt tegen onzichtbare aanvallen, de relatie met onze meest nabije dierbaren wordt bedreigd, evenals onze verbeeldingskracht en de vaardigheid om te plannen, te spelen en te leren en aandacht te hebben voor de behoeften van anderen.”

Vervolgens schetst van der Kolk de grote lijnen van de ‘polyvagaaltheorie’ van Stephen Porges als een theorie die lichaam en geest verenigt en die de lichamelijke reactie van het lichaam op toxische stress en trauma kan verklaren. ‘Poly’ betekent veel en ‘vagaal’ betekent zenuw. De Polyvagaaltheorie gaat vooral over het autonome zenuwstelsel en de nervus vagus, die zich vanuit de hersenstam vertakt en o.a. hart, ademhaling en buik reguleert. Voor meer hierover kun je naar het Polyvagaal Platform. Of het boek van van der Kolk lezen. Op de website van ACE Aware is een samenvatting van het boek te vinden.

 

 

1 reactie

Opgeslagen onder Psychologie, Psychotherapie - Trauma

“Verreweg de meeste mensen zijn redelijk”

Je zou bijna vergeten dat het zo is als je veel TV kijkt of veel op de sociale media zit. Maar hoogleraar sociale psychologie Jonathan Haidt is hier aan het woord in een interview met de NRC, naar aanleiding van de vertaling van zijn boek in het Nederlands: ‘De betutteling van de Amerikaanse geest ‘:

Verreweg de meeste mensen zijn redelijk. Ze zijn bereid om te leven en laten leven, ze kunnen omgaan met diversiteit.

Haidt, gespecialiseerd in moraliteit en geluk schrijft het boek samen met Greg Lukianoff, advocaat gespecialiseerd in vrijheid van meningsuiting. De meeste mensen zijn redelijk maar ze worden volgens de schrijvers geïntimideerd door extremisten. Voornamelijk op sociale media.

Haidt zou een burgerbeweging willen starten onder het motto ‘wij zijn de 80%’. De 80% redelijke mensen.

Een en ander doet ook denken aan het boek van Rutger Bregman: ‘De meeste mensen deugen’. Probleem blijft volgens mij dat die redelijke mensen die deugen, die 80%, niet de macht in handen hebben. Het boek van Haidt en Lukianoff is net als dat van Bregman een politiek boek.

Ik weet niet of ‘betutteling’ het goede woord is. De oorspronkelijke titel is: ‘The coddling of the American mind.’ Coddling kan ook betekenen smoren of doodknuffelen. Met deze woorden verwijzen Haidt en Lukianoff  naar hoe kinderen in linkse, liberale en hoog opgeleide milieus worden opgevoed. Ouders in deze milieus laten hun jonge kinderen liever huiswerk maken dan buiten spelen. Als deze kinderen later op de hoofdzakelijk links-liberale universiteiten zitten worden ze beschermd tegen conservatieve meningen die ze als kwetsend en onveilig ervaren. Deze studenten leren niet om te debatteren en samen te werken. Er ontstaat een angstcultuur. Angst voor de andere mening. Angst om de ander uit te dagen met een andere mening.

Er is sprake van politieke polarisatie, ook in Nederland. Volgens Haidt verkeren we in grote culturele verwarring. De toren van Babel is opnieuw ingestort en wij mensen begrijpen elkaar niet meer, delen niet meer dezelfde wereld. We verkeren in verwarring en hebben een te grote behoefte aan controle en veiligheid.

Het probleem van de vrijheid van meningsuiting is groot volgens hem:

Het probleem is niet zozeer onderdrukking van vrije meningsuiting door de staat – hoewel Republikeinen dat nu proberen te bewerkstelligen met allerlei wetgeving – maar zelfcensuur door de samenleving. We zijn niet meer goed in staat om het met elkaar oneens te zijn. Voor radicale studenten ben je bij tegenspraak meteen een racist die moet worden gestraft. Of het zwijgen opgelegd.”

We hebben in Amerika twee politieke partijen, waarvan er één knettergek is geworden. De huidige Republikeinse partij heeft niets meer te maken met het prudente conservatisme van denkers als Edmund Burke. Die partij heeft geen enkel respect voor de Grondwet. Toch blijven ze verkiezingen winnen. Hoe komt dat? Omdat progressieven alle relevante culturele posities in handen hebben en daar afwijkende meningen uitsluiten. Aan de universiteiten, in het onderwijs, media, technologie, de kunsten, Hollywood. Het zijn allemaal onderafdelingen geworden van een progressieve orthodoxie. Amerikanen zien het gebeuren, ze walgen ervan – en daarom blijven Republikeinen verkiezingen winnen, ook al is hun partij een ware verschrikking.”

NRC journalist Sjoerd de Jong vat samen en vraagt: “Rechts is in politiek opzicht agressief, links in cultureel opzicht?”

„Ja, en dat maakt normaal maatschappelijk debat onmogelijk. Een van de meest explosieve onderwerpen in de VS is nu alles wat te maken heeft met transgender. Over het algemeen zijn Amerikanen heel tolerant op dat gebied. De opvattingen over homorechten en de acceptatie van transgender personen evolueren heel snel. Maar moet je een tienjarige al puberteitsblokkers gaan toedienen? Daar moet je over kunnen discussiëren, vind ik. Maar als je daar vragen bij stelt, word je met de grond gelijk gemaakt. Het gaat om een kleine groep activisten, maar door sociale media hebben die een enorme reikwijdte en impact.”

Eerder in 2019 publiceerde NRC al een artikel over het boek: “Heus, van andermans mening ga je niet kapot”, waarin geconstateerd wordt dat een normaal gesprek onmogelijk is geworden. Mensen aan beide kanten zijn lichtgeraakt en vinden hun eigen kant de goede kant.

Er is genoeg over Haidt te vinden op het internet. Hier een interessant gesprek over hoe de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt en hoe gecultiveerde angst daarin een rol speelt,

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Persoonlijk en politiek, Psychologie

Vergeving als antigif tegen angst

VERGEVING ALS BUFFER IN DE RELATIE EN DAT NIET ALLEEN IN DE PARTNERRELATIE

Belangrijk interview van Stevo Akkerman in Trouw met psychiater Jim van Os.

Zijn dit bange tijden? Volgens angstexpert Jim van Os ligt het vooral aan onszelf.

Het zijn bange tijden, zeggen we, maar zijn het de tijden of zijn wij het? En wat is angst eigenlijk? ‘Ik denk dat er niets ergers is dan de angst dat jouw bestaan zinloos is’, zegt psychiater Jim van Os.

Persoonlijk ben ik niet gelukkig met de titel van het interview omdat ik denk dat ‘de bange tijden’ ofwel; het systeem waarin we leven en de eigen individuele angsten een relatie hebben met elkaar en dat er dus eerder sprake is van een eenheid dan van een dualiteit. De ‘tijden’ en ‘wij’ zijn één. Net zoals lichaam en geest één zijn.

Van Os weet hoe angst bij ons onstaat …. de moeder geeft aan het kind aan dat de ander of het andere veilig is of niet … zo kunnen we ons verder ontwikkelen … maar wat als die moeder dat niet doet of kan? We kunnen ‘ons’ niet los zien van ‘de tijden’. En ik denk eigenlijk dat Van Os zelf dit ook niet doet. Het is de journalist die de titel verzint.

Desalniettemin; een belangrijk interview.

Jim van Os is hoogleraar psychiatrie, voorzitter van de Divisie Hersenen van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, en een expert op het gebied van de psychiatrische diagnostiek. Maar ga met hem over angst praten en de medicus komt uiteindelijk te spreken over vriendschap, liefde en vergeving, zelfs bij het mysterie achter de sterrenhemel. “Niet alles is te reduceren tot moleculaire processen”, zal hij zeggen, maar eerst verkent hij wat we wel en niet weten over angst.

“Angst is ontwikkeld als een overlevingsstrategie. Nu we niet meer op de prairie rondlopen of in de bossen leven, heeft het gevaar andere vormen gekregen, maar het roept nog steeds dezelfde fysieke reacties op. Het is ons lichaam waarmee wij voelen, opmerken, actie ondernemen. Ook als het gaat om de angst de volgende dag geen werk meer te hebben, of uit de de Whatsapp groep van je klasgenoten te worden gegooid.”

Bestaat er verschil tussen angst en vrees? Vrees als het concrete verschijnsel, angst als de diepere laag?

“Angst die gebonden is aan tijd en plaats, aan situaties, kunnen we inderdaad vrees noemen. Vrees voor hoogtes, pleinen, duiven, muizen, slangen, spinnen. Soms is dat heel individueel, maar we hebben ook collectief bepaalde plekken en dingen die we associëren met angst. Men vermoedt dat die evolutionair een plek hebben gekregen in ons collectieve bewustzijn – ze zijn een metafoor van gevaar geworden.”

“Nog voor ons eerste levensjaar leren wij heel langzaam ons te verwijderen van onze zorggever, letterlijk stapje voor stapje. Komen we dan andere mensen tegen, dan geeft dat angstreacties: we willen van onze moeder weten of het veilig is, of we verder kunnen gaan. Ben je in je jeugd verwaarloosd of misbruikt of heb je allerlei conflicten meegemaakt, dan zal dat invloed hebben op hoe je andere mensen ziet. Onze blik is voor een groot deel gebaseerd op eerdere ervaringen, wat we hebben meegemaakt, voorspelt wat wij denken te gaan waarnemen over 1, 5 en 30 seconden.”

Weten we eigenlijk wel wat angst is? Of zien we alleen de lichamelijke verschijnselen waardoor we iets kunnen vermoeden?

“Ieder mens weet wat angst is, maar het is een complexe emotie. Angst is eigenlijk een manier van gewaarwording, een bewust zijn van jezelf. En dat doet iedereen op zijn eigen manier, al weten we dat schuld en schaamte sterk verbonden zijn met angst, net als somberheid. Maar ook opwinding kan erbij horen, omdat angst een manier is om iets te voelen.”

Weet men welk hersengebied geactiveerd wordt bij angst?

“Vroeger dachten we inderdaad dat dingen op die manier lokaliseerbaar waren. Dat lijkt heel mooi, maar het blijkt niet zo te werken, want alles is met elkaar verbonden. En alles is tegelijk actief en niet actief. Je kunt wel zeggen dat bepaalde kernen in de hersenen vaker de neiging hebben om op te lichten. En je kunt via neurochirurgische ingrepen angstreacties teweegbrengen in dat ingewikkelde netwerk.”

Kun je dan ook dáár ingrijpen en iemand van zijn angst af helpen?

“Nee, dat kan niet. Je kunt pillen geven en dan zullen mensen zeggen: Ik voel me anders. Voor de kortdurende symptomatische begeleiding kun je een beetje valium geven, zodat mensen rustiger worden en weer kunnen nadenken. Dat is prima. Maar het gaat niks genezen.”

De oorzaak van de angst ligt in de persoon, niet in de fysieke hersenen?

“Vergelijk het met verliefdheid, er zijn maar weinig mensen die geloven dat je dat terug kunt brengen tot wat moleculen die met elkaar communiceerden in de hersenen. Ook de meeste neurowetenschappers denken dat dat niet is hoe het werkt tussen gevoel en brein. Daar zit een gat, dat kunnen we niet helemaal invullen. Het feit dat ons bewustzijn niet te meten is onder een microscoop, wil niet zeggen dat het er niet is. Het toont eerder aan dat het een aparte wetenschap vraagt, een aparte taal.”

We leven als het gaat om welvaart en gezondheidszorg misschien wel in de beste tijd ooit, is het dan niet raar dat we tegelijkertijd de angst zien exploderen, afgaande op de vraag die terecht komt bij de geestelijke gezondheidszorg?

“Er is de epidemiologie, die vraagt: bent u angstig, bent u depressief, bent u somber? Daarin verandert eigenlijk heel weinig. Het blijkt dat ongeveer een vijfde van de populatie het afgelopen jaar significante psychische problemen heeft gehad, en dat was dertig jaar geleden ook al zo. Maar we zijn het meer gaan zien als ziek zijn. Terwijl het misschien wel betekent dat we de samenleving te veel aan het vermarkten zijn, dat dingen te snel gaan in onze jacht op succes, schoonheid, maakbaarheid en meetbaarheid. De kwetsbare kant van de mens, waar angst bij hoort, hebben we in het vuilnisbakje gedaan dat ‘ziekte’ heet. Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat het niet kan gebeuren dat je hulp nodig hebt.”

U hebt eens gesproken over een cliënt die een zware drinker was, maar in feite leed aan ‘existentiële angst’. Wat verstaat u daaronder?

“Wij zijn zo geëquipeerd dat we iets kunnen vinden van ons eigen bestaan en moeten leven met de eindigheid daarvan, met de dood. Dan kom je te spreken over eenzaamheid of verbondenheid, en nog belangrijker: over zin of zinloosheid. Ik denk dat er geen ergere angst is dan de angst dat jouw bestaan zinloos is, dat je doodgaat en je leven totaal zinloos en onverbonden is geweest. In onze samenleving is te weinig ruimte voor reflectie op deze thema’s.”

“Vraagstukken rond de dood en de existentie deden er meer toe. Tot men in de jaren vijftig/zestig verklaarde dat God passé was. Maar wij hebben de natuurlijke behoefte om ons bestaan te plaatsen in een kader van betekenis. De mens is een homo religiosus, zegt de psychiater Viktor Frankl. Als je je bestaan niet van betekenis kunt voorzien, kun je ook niet sterven en ga je gillend van angst het leven uit, dat is iets wat we moeten voorkomen.”

Frankl, die Auschwitz overleefde, vroeg zijn cliënten altijd, een beetje bruusk: waarom pleeg je geen zelfmoord? En het antwoord wat dan volgde, duidde op wat het leven toch zin gaf.

“Dat is voor velen contra-intuïtief, maar het is wel de ultieme vraag om mensen te helpen. Te kijken wat er in het leven is, welke aanknopingspunten er zijn rond zingeving en betekenisgeving waar je je niet direct van bewust bent. En ik vind het ook interessant dat hij zich als niet-gelovige afvroeg hoe om te gaan met de angst voor de eindigheid. Daar is niet één antwoord op, maar zijn conclusie was: als ik er niet meer ben, heb ik ook geen bewustzijn meer, dat was voor hem een troostende gedachte. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat de dood slechts een overgang is. Maar dan komen er allerlei voorwaarden in het spel, en de vraag of je daaraan kunt voldoen.”

Als het noodzakelijk is om de angst onder ogen te zien, hoe breng je daar dan de moed voor op?

“Ik denk dat heel belangrijk is of je hebt ondervonden dat je een positieve respons kreeg als je stappen zette. Dat het niet beschaamd werd als je iets van je kwetsbaarheid liet zien. We komen met een basaal vertrouwen de wereld in, sterker zelfs, sommige auteurs zeggen dat wij echt pathologisch optimistisch worden geboren; volledig naïef in een krankzinnige wereld, maar met vertrouwen in andere mensen. Dat ontstaat nog voor er taal is, in de lichamelijke aanraking en het contact met de vader en de moeder. Maar je kunt het afleren door wat je meemaakt, met name vroeg in de jeugd.”

Over doodsangst hebben we het gehad, maar er bestaat ook levensangst.

“Jazeker, het kan bijvoorbeeld zijn dat je door sociale angst niet toekomt aan het leggen van relaties. Dat is zo fundamenteel voor het welzijn van jezelf en hoe je naar de dood toegroeit, dat het levensangst wordt die het hele bestaan betreft en bedreigt.”

Is dat de paradox, door niet naar de dood toe te groeien, krijg je levensangst?

“De uitspraak is van Heidegger: ons bestaan is een zijn naar de dood. De eindigheid zit in ons. En dat beseffen we. Ik denk daarom dat leven ook betekent: bezig zijn met een afscheid. Maar dat kan pas beginnen als je het leven kunt afsluiten. Als je terugkijkt op je leven en je ziet niks van betekenis, dan kun je ook niet groeien naar het niet-zijn. Dan verkeer je in een soort premature dood, en het kan heel moeilijk zijn om uit die vicieuze cirkel te ontsnappen.”

Je hoort mensen ook wel zeggen, soms met een zekere moed, dat niets zin heeft. Een mens is heel even op deze wereld, een van miljarden anderen, onzin om daar een of andere betekenis aan te gaan geven.

“Natuurlijk, op het geheel der dingen is het niks. Maar dat wil niet zeggen dat je in je leven geen belangrijke ontmoetingen hebt gehad en dat je niet tot tranen geroerd kunt zijn als ik je vraag naar iets dat je hebt meegemaakt toen je zeven was. Die dingen hadden voor jou wel degelijk betekenis.”

En als je zou zeggen: ja, maar het is allemaal mislukt?

“Dat is echt de nachtmerrie, de mensen waar W.F. Hermans over schrijft, met zinloze levens die nergens naartoe gaan. Om elke dag op te staan en ons ding te doen hebben wij verhalen nodig, want wij zijn gelovende mensen. In religieuze zin, maar ook veel breder, in het onderscheiden van wat voor ons meer of minder belangrijk is. Als wij religie zien als collectief bezig zijn met betekenis geven, dan is dat fantastisch. Ik denk dat veel mensen bereid zijn God ook als een metafoor te zien van het niet-weten. Als iets dat wij niet begrijpen en dat het toch goed met ons voor heeft. Dat is geen onredelijke gedachte. Je hoeft maar naar boven te kijken ’s nachts en je krijgt een wonder te zien. In dat mysterie zit iets waar we het goede uit kunnen halen, denk ik vanuit mijn amateur-agnosticisme.”

Er is ook nog de angst voor ons eigen tekortschieten, en voor het oordeel van onszelf of van anderen.

“Op dat vlak is wel wat huiswerk te doen, want we zijn geneigd onze imperfecties weg te moffelen, of ze – als het uit de hand loopt – te zien als gevolg van een psychisch ziektebeeld. Maar onze kwetsbaarheid en onze misstappen, die daaruit voortkomen, vormen juist onze essentie. Via onze fouten en de reflectie daarop maken wij ook contact met andere mensen en hebben wij vriendschappen.”

Om dat te kunnen, heb je onderling vertrouwen nodig. Dat je niet alleen succesvol hoeft te zijn.

“We weten, daar is bewijs voor, dat vriendschap op grond van wederzijds succes niet werkt. Wat werkt is herkenning in je kwetsbare mens-zijn. En dat je daarin niet beschaamd wordt, want dan blijft er van je vertrouwen niets meer over, dat is soms letterlijk dodelijk. We weten ook: hoe intiemer de relatie, hoe meer je elkaar aan kunt doen met steeds kleinere dingen en hoe belangrijker wederzijdse vergeving is. Er zijn natuurlijk verschillende vormen van liefde, maar in al die vormen doen mensen elkaar dingen aan. Daarom is vergeving deel van de liefde. De buffer van een relatie – niet alleen tussen partners – maakt het lijden draaglijk. Omdat vertrouwen daarin de norm is. Dat is antigif tegen alle negatieve emoties, maar de angst in het bijzonder.”

Jim van Os (Utrecht 1960) is hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Utrecht en gasthoogleraar aan het King’s College in Londen. Hij studeerde onder meer in Jakarta, Casablanca en Bordeaux. In 2013 baarde hij internationaal opzien met kritiek op de DSM, het wereldwijde classificatiesysteem van psychiatrische aandoeningen. Van Os is een van de initiatiefnemers van de beweging ‘De Nieuwe GGZ’.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Persoonlijk en politiek, Psychiatrie, Psychologie

Meer tijd om buiten te spelen: pleidooi voor een nieuwe economie

In De Correspondent gelezen van correspondent Modern Leven: Nina Polak

Psycholoog Paul Verhaeghe weet het al jaren: stress is funest voor geest én lichaam (die je eigenlijk niet los van elkaar kunt zien). De lockdown droeg de oplossing in zich: meer tijd nemen. Maar dat vergt een systeemverandering.

Waarom worden sommige mensen ziek en anderen niet? Onderschat de rol van stress niet, zegt psycholoog Paul Verhaeghe

Afgezien van enkele kleine aanpassingen volgt hier het artikel van Nina Polak.

Paul Verhaeghe heeft veel kunnen nadenken de afgelopen tijd. Zo veel dat de Vlaamse psycholoog in een paar maanden een essay heeft geproduceerd over de existentiële vragen waarmee de coronacrisis ons confronteert. Houd afstand, raak me aan, dat 16 juli verscheen, is een pleidooi om deze angstige tijden aan te grijpen om andere keuzes te maken. Ongebreidelde groei is niet houdbaar: we hebben een nieuwe economie nodig als we ons duurzaam tot elkaar en de natuur willen verhouden.

Grote stellingen, waarmee Verhaeghe voortborduurt op zijn vorige boeken Identiteit, Autoriteit en Intimiteit. In die trilogie brengt hij het psychisch (on)welzijn van het individu in verband met de marktgedreven maatschappij, waarin de dwang om succes te hebben alomvattend is. De psychiatrie, zijn eigen gebied, bepaalt daarbinnen wie normaal is en wie niet, en verklaart degenen die niet mee kunnen komen ziek.

In 2018 verscheen Intimiteit, waarin een speciale rol is weggelegd voor trauma. Dat thema houdt mij de laatste tijd bezig, dus ben ik naar Gent afgereisd om Verhaeghe te spreken. Intimiteit gaat over de relatie die we hebben met ons lichaam en de vele vormen waarin de geest het lichaam kan beïnvloeden en andersom.

Nadat je het boek gelezen hebt, beklijft het gevoel dat het hele onderscheid tussen lichaam en geest volkomen achterhaald is. Trauma en posttraumatisch-stresssyndroom (PTSS), waarbij herinneringen zich vaak vertalen in lichamelijke klachten, zijn daar een ultiem voorbeeld van. Er zou meer aandacht moeten zijn, denkt Verhaeghe, voor de enorme ziektelast die zij veroorzaken – zowel voor de ggz als de reguliere zorg.

Verhaeghe haalt me op in de spookachtig lege kantine van de Universiteit Gent, waar hij hoogleraar klinische psychologie is. Hij heeft me gevraagd om van te voren zijn opgenomen college’s over trauma te bekijken, zodat we dit enorme onderwerp met een gedeeld referentiekader te lijf kunnen.

Maar dat referentiekader is breed. In de video’s zie ik een klassieke hoogleraar aan het woord: erudiet, tikje streng, nogal ehm… Vlaams. (‘Het gaat er hier anders aan toe dan bij jullie’, waarschuwt hij me van tevoren.) Zijn verhaal voert van Freud en de geschiedenis van de psychiatrie, via de Vietnamoorlog en de vrouwenbeweging van de jaren zeventig naar de DSM en de huidige diagnostische praktijk. Iets ongrijpbaars als trauma kun je vanuit talloze hoeken aanvliegen. Juist dat maakt het een geknipt onderwerp voor Verhaeghe, die de dingen graag in grote gebaren met elkaar verbindt.

Waarom was de tijd rijp om het in Intimiteit te hebben over trauma?

‘Intimiteit gaat erover dat de basis voor intimiteit tussen mensen een goede verhouding tot het eigen lichaam is. Bij getraumatiseerde mensen is die relatie bij uitstek ontregeld. Trauma is een raadsel, dat ons psychologen wijst op de beperking van ons begrip. Het is altijd prominent aanwezig geweest in mijn werk, maar ik realiseer me pas relatief kort dat er een groot verband is tussen trauma en allerlei lichamelijke aandoeningen. Ik wist natuurlijk dat mensen met PTSS vaak lichamelijke klachten hadden naast hun psychische problemen, maar dat er ook een sterke correlatie is tussen trauma en zogenaamd puur fysieke ziekten, was nieuw voor me.’

Hoe kwam je tot die ontdekking?

‘Al een jaar of tien krijg ik steeds meer onderzoek onder ogen waaruit blijkt dat psychologische en sociale factoren zeer doorslaggevend zijn voor de gezondheid. Het meest baanbrekend is een studie uit 1998, waarin acht Amerikaanse onderzoekers 17.000 volwassenen ondervroegen om na te gaan welke factoren bijdroegen aan hun gezondheid. Ze vroegen daarbij onder meer naar jeugdtrauma’s.

‘De resultaten waren schokkend. Van deze gezonde, goed functionerende Amerikanen zei 28 procent fysiek mishandeld en 21 procent seksueel misbruikt te zijn. Op zich al verrassend veel, maar nog opmerkelijker was het later ontdekte verband met ziekte. De groep werd vijftien jaar lang gevolgd, om verbanden te vinden tussen hun voorgeschiedenis en hun gezondheid. De conclusie: hoe meer traumatische situaties iemand had meegemaakt, des te slechter was de gezondheid. Het verband tussen psychosociale trauma’s en lichamelijke ziekten was onmiskenbaar.

‘Nu maakt zo’n statistisch verband natuurlijk niet duidelijk hoe het in zijn werk gaat. Waarom worden sommige getraumatiseerde mensen wel ziek, en anderen niet? En waarom kan een traumatische voorgeschiedenis aan de basis van zoveel verschillende aandoeningen liggen? Ziekten zijn het complexe resultaat van een biopsychosociaal samenspel. De lichamelijke kant kennen we vrij goed, want daar ging decennialang de meeste aandacht naar uit. Maar ook over de impact van de psychosociale omgeving op de gezondheid wordt steeds meer bekend.’

De maatschappelijke aandacht voor trauma komt historisch gezien in golven, leg je in een college uit aan je studenten psychologie. Waarom is die geschiedenis belangrijk?

‘Psychologen en psychiaters kennen hun geschiedenis nog maar nauwelijks. Ik onderwijs het om aan te tonen dat processen zich herhalen. Daar kun je belangrijke lessen uit trekken. Zeker met trauma zie je die golfbeweging van interesse door de geschiedenis heen, al blijft de erkenning ervan gelukkig wel groeien.

‘Aan het einde van de negentiende eeuw beginnen artsen – onder wie Freud en zijn tijdgenoten Breuer en Janet – voor het eerst bij hun patiënten te ontdekken dat een voorgeschiedenis van seksueel misbruik effecten kan hebben op het huidige functioneren. Ze lopen aan tegen wat we tegenwoordig PTSS noemen. Wat deze artsen zien bij hun patiënten zijn zogenoemde ‘conversiesymptomen’: onbewuste herinneringen die een ingrijpend effect hebben op het lichaam.

‘Vergelijkbare symptomen worden later aangetroffen bij veteranen die teruggekeerd zijn uit de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog: shellshock. Maar maatschappelijk is er nauwelijks begrip voor hun trauma. Deserteurs en watjes worden ze genoemd. Een groep psychiaters stapt naar de rechter om te eisen dat deze soldaten serieus genomen worden, maar tevergeefs. En dat terwijl verschillende verslagen die we hebben van de loopgravenoorlog – zoals de sterke romans van Pat Barker – misschien wel de beste klinische omschrijving van PTSS bieden.

‘Het is pas ruim na de Tweede Wereldoorlog, in de jaren zeventig, ten tijde van de protestbeweging tegen de Vietnamoorlog en de verschillende emancipatiebewegingen dat er echte aandacht komt voor de gevolgen van trauma. De aandacht voor PTSS is een gevolg geweest van de verenigingen voor Vietnamveteranen (vooral de zwarte ex–militairen, die dubbel gediscrimineerd werden), die aandacht opeisten voor hun niet erkende psychische problemen.

Emancipatiebewegingen… die zie je nu weer aan alle kanten opkomen…

‘Ja, daar hangt die golfbeweging mee samen. Sinds het begin van deze eeuw zijn een aantal dingen samengekomen: seksueel misbruik binnen de kerk, #MeToo en de dekolonisatiebeweging. Het gemeenschappelijke kenmerk van deze tendensen is dat ze de de aandacht vestigen op trauma en vragen om erkenning daarvan.

‘Dat wordt overigens vaak verkeerd begrepen door de veroorzakers van trauma’s. In het geval van de kerk, bijvoorbeeld, zijn de aanstichters weliswaar bereid om schadevergoedingen te betalen, maar zelden om schuld te bekennen. En juist dat is zo belangrijk, omdat een slachtoffer zich vaak schuldig voelt. Dat is een van de vele grote mysteries rond trauma: waarom voelt iemand die overduidelijk slachtoffer is zich zo dikwijls schuldig?’

Heeft dat ermee te maken dat slachtoffers vaak op ongeloof stuiten?

‘Het is geen afdoende verklaring, maar het speelt wel een rol. Het probleem is ook dat de noodzakelijke maatschappelijke aandacht voor trauma makkelijk doorschiet in een banalisering van het begrip. Zodat alles ineens een trauma mag heten. Als een blik, een uitspraak, een beeld al traumatisch genoemd wordt, dan komt dat de geloofwaardigheid niet ten goede.’

Bestaat er volgens jou zoiets als intergenerationeel trauma, waarbij een kind het trauma van zijn ouders of zelfs grootouders overneemt?

‘Zeker. In de psychoanalyse bestaat dat begrip al heel lang. Na Freud zijn er een aantal analytici geweest die ontdekten dat het trauma van grootouders doorwerkte bij kinderen. Er is inmiddels voldoende klinisch bewijs voor, zonder dat men het precies begrijpt. Maar ik vermoed dat stressonderzoek en epigenetica nog wel eens een sleutel zouden kunnen opleveren.’

Stress, het woord komt niet voor niets voor in posttraumatisch-stresssyndroom: het speelt een belangrijke rol bij trauma. Maar ook in het algemeen is stressregulatie een cruciale factor voor de gezondheid, denk je?

‘Hoewel ook dat het risico in zich draagt een modewoord te worden, is stress een sleutelbegrip om het verband aan te tonen tussen het sociale, het psychische en het lichamelijke, dat voor mij zo belangrijk is. Ook dat houdt de psychiatrie al bezig sinds Freud. Die beschrijft de impact van trauma als het vernietigen van de ‘prikkelschilden’, die ons moeten beschermen tegen prikkels van buitenaf. Dat is zo hedendaags: je vindt perfect vergelijkbare ideeën over stress en overprikkeling in moderne concepten als hoogsensitiviteit en burn-out.

‘Veel populaire behandelingen hebben ook daarmee te maken. Yoga, mindfulness, zelfs EMDR: ze gaan allemaal over het hanteren en afvoeren van spanning. Dat dit zo werkt, weten we al eeuwen, maar hoe het precies werkt begrijpen we nog steeds niet. De woorden en concepten die we eromheen bedenken zijn metaforen, waarmee we het proberen te vatten.

‘EMDR-therapeuten horen dit absoluut niet graag, maar in mijn optiek bestond er al zoiets in de negentiende eeuw. Toen probeerde de arts Josef Breuer grip te krijgen op de vreemde, lichamelijke symptomen van een aantal vrouwelijke patiënten. Pratend kwam hij nergens, de patiënten bleven maar zeggen dat ze het niet wisten. Pas toen hij ze onder hypnose bracht, in de hoop dat ze hem zo zouden antwoorden, volgde na een reeks associaties vaak een fysieke en emotionele ontlading, waarna de symptomen verdwenen. De diagnostische methode werd de behandeling.

Ontlading dus, wat gebeurt er dan?

‘Nogmaals, het zijn concepten, en we kunnen alleen maar veronderstellen. Maar wat je ziet bij een techniek als EMDR is dat er een emotionele reactie plaatsvindt, die met praten niet kan worden bewerkstelligd. De ontlading is gekoppeld aan de emotie. Fysiek dus, want inmiddels is wel duidelijk dat het op een misvatting berust dat emoties puur psychische processen zijn, ze zijn sociaal en lichamelijk. Bij een geslaagde EMDR-sessie zijn mensen nadien ook serieus moe – er is een pak energie ‘ontladen’.

Ook emotie, suggereer je, verdient meer aandacht van de wetenschap. Je refereert vaak aan het werk van primatoloog Frans de Waal, die emoties bestudeert bij dieren.

‘In de wereld van de neurologie is het nog niet zo lang geleden dat het bestuderen van emoties werd afgedaan als nonsens. Idem bij de studie van dieren. De eerste onderzoeken van Frans de Waal op dat vlak werden nauwelijks serieus genomen – zeker niet door psychologen.’

‘Mede dankzij zijn inspanningen begint dat nu wat te kantelen, maar hier in de opleiding psychologie is nog geen enkel vak waarin emotie centraal staat. Het is allemaal cognitief, of neurowetenschappelijk. Endocrinologie ontbreekt vaak, en dat is geen toeval. Als studie van klieren en hormonen wordt het geassocieerd met emoties, ‘lagere’ functies, ooit zelfs typisch ‘vrouwelijke’ functies – wetenschap is nog steeds doordrongen van een mannelijke blik.’

‘Die beperkte aandacht is historisch gezien ook begrijpelijk, we zijn in het westen al sinds de Grieken gebrand op de ratio, en daar kwam nog de Verlichting overheen. Het affectieve is de onderbuik, het irrationele, daar willen we traditioneel weinig mee te maken hebben. Maar er gaan steeds meer stemmen op voor een nieuwe discipline, de psycho-neuro-endocrino-immunologie, afgekort als Psychoneuro-immunologie (PNI), is de studie naar de wisselwerking tussen de psyche, het zenuwstelsel en het immuunsysteem. Het is interdisciplinair en put uit de psychologie, de neurowetenschappen, de immunologie, de endocrinologie en de klinische geneeskunde. Het bestudeert onder meer de functie van het neuro-endocriene immuunsysteem. Dit systeem zorgt voor de aansturing van de afgifte van hormonen binnen het lichaam. Daarom wordt PNI ook wel psycho-endocrino-neuro-immunologie genoemd (PENI/PNEI).

Uit onderzoek komt steeds weer naar voren dat verschillende regelsystemen binnen het lichaam en de sociale omgeving als één groot geheel functioneren.’

Je besteedt in je boeken veel aandacht aan de oorzaken en gevolgen van stress, maar wat de oplossing betreft, blijf je summier. Wat moeten we in de toekomst met deze inzichten?

‘Daarover, onder meer, gaat het essay dat ik schreef tijdens de coronacrisis. Vermindering van stress heeft vaak simpelweg te maken met met meer tijd nemen. Dat hebben we ondervonden tijdens de lockdown. Veel mensen durfden het niet te zeggen, maar vonden het eigenlijk wel fijn. Er was meer tijd.

‘Daarop heb ik ook de nadruk gelegd. Meer tijd nemen, vooral waar het de opvoeding en scholing van onze kinderen betreft. Alle psychologen zijn het erover eens dat de kindertijd het allerbelangrijkste is voor de ontwikkeling. We beseffen als ouders te weinig dat we onze eigen stress doorgeven aan kinderen. Een vader die ‘s ochtends vol stress zit, geeft dat door aan zijn baby, een baby neemt dat over. Zo kweken we mensen die onder invloed van chronische stress potentiële ziektes in zich dragen.

‘Het is gezond verstand en makkelijk gezegd, maar het vergt een systeemverandering om hier echt iets aan te doen. Je moet een maatschappij zo organiseren dat ouders echt de tijd hebben om zich met hun kinderen bezig te houden.

‘De goede voorbeelden zijn altijd dezelfde, maar in de Scandinavische landen heb je, behalve hoogstaande kinderopvang, langdurig ouderschapsverlof dat verplicht door beide ouders moet worden opgenomen. Dat betekent niet dat iedereen verplicht thuis hoeft te zitten, een deel ligt ook bij het onderwijs. Ik hoor van onderwijskundigen dat de stof die we op basisscholen in zes jaar leren, prima in drie jaar past. Daaruit kun je wat mij betreft concluderen dat je kinderen de helft van de tijd kunt laten buitenspelen, sporten, andere dingen laten doen dan stilzitten, zoals dat van mijn generatie werd afgedwongen. We zijn allang niet meer dezelfde patriarchaal-autoritaire samenleving en toch wordt nog hetzelfde verwacht van onze schoolgaande kinderen. Als je wilt dat een tienjarige stilzit, moet je een bullebak worden. Dat willen we niet, dus plakken we er een labeltje op en gebruiken medicijnen tegen drukte. Dat is toch knettergek?’

Is het tijd om kinderen, zoals veel mensen suggereren, massaal ‘mindfulness’, psychologie of yoga te geven op school?

‘Ik zou het zo ver allemaal niet zoeken. Laat ze gewoon langer buiten spelen.’


De college’s van Paul Verhaeghe zijn hier online te bekijken.

De Canadese arts Gabor Maté heeft ook veel geschreven over het samenspel tussen emoties en fysieke ziekten.

Over schrijftherapie bij trauma hier en hier. Naast hypnose en EMDR zorgt ook schrijftherapie voor een fysieke en emotionele ontlading van stress door trauma.


Zelf speel ik graag buiten in het bos met mijn camera:)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Persoonlijk en politiek, Psychologie, Psychotherapie, Psychotherapie - Trauma, Systeemtherapie

“Het grijpt me aan hoeveel mensen zich verdoven”

Dit zijn de woorden van schrijver/dichter Erik Jan Harmens. Alle vormen van bedwelming intrigeren hem.

Hij hield een interview met zijn vriend en collega Ilja Leonard Pfeiffer maar de rollen werden op een bepaald moment omgedraaid toen Pfeiffer vroeg naar Harmens’ sterke interesse voor dit thema. Pfeiffer is al enkele jaren van de alcohol af, net als Harmens maar het afkicken houdt Pfeiffer niet meer zo enorm bezig. Is het wel goed voor de kunst als je er zo’n belangrijk thema van maakt?

Het blijkt dat Pfeiffer er nog veel interessants over kan vertellen. Hij gaat in op de psychologische aspecten van het stoppen met het drinken van alcohol: “Ik was mijn identiteit kwijt. Het drinken was zo’n deel van mij geworden. Ik wist niet meer hoe ik mezelf moest zijn zonder de drank.” Hij ging op zoek naar een nieuw narratief over zichzelf.

Beide mannen waren het er over eens dat de mensen die ‘ja’ zeggen tegen hun lichaam in de minderheid zijn.

Het interview is een deel van een serie die Harmens maakte voor het dagblad Trouw onder de naam: Onverdoofd. Er worden podcasts van gemaakt. Luister! Er zijn begenadigde vertellers aan het woord.

https://www.trouw.nl/nieuws/onverdoofd-een-nieuwe-podcast-van-trouw-met-erik-jan-harmens~bbf873ef/

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Filosofie, Psychologie, Psychologie, proza en poëzie

Zolang je leeft is er de broosheid van het bestaan

Deze week werd de filosoof Awee Prins in het Filmtheater in Hilversum geïnterviewd door de filosofische econoom Arjo Klamer. Georganiseerd door ‘Hilversum in gesprek‘. Een vreemde voornaam, Awee, maar het staat voor A.W. ofwel Arent Weert.

De twee heren kenden elkaar van vroeger. Klamer had zijn aanstelling bij ‘Hilversum in gesprek’ aangenomen op voorwaarde dat hij Awee Prins een keer kon uitnodigen. Bij deze. Klamer stelde een paar goeie vragen maar gaf vooral Prins alle ruimte. En dat verdiende hij, hoewel ik graag een kritische vraag had gehoord over de anti-socialistische Nietzsche en over Heidegger die lid was van de Nazi partij, filosofen waar Prins zich door laat inspireren.

In de video hieronder zegt Prins voor een groot deel dezelfde dingen als in Hilversum. Veel goede oneliners zoals “Meten is weten maar meten is ook, het leven vergeten” en “alle gevoelens zijn gemengde gevoelens”, passeren de revue.


Hieronder een interview uit 2017 van Edith Janstra met A.W. Prins voor het magazine voor religie en samenleving: Volzin.

Prins heeft het in dit interview begrepen op de bekende Amerikaanse hoogleraar maatschappelijk werk, Brené Brown. Psychologen bevelen haar werk aan. Ik doe deze aanbevelingen niet maar wel bekijk ik soms samen met een cliënt een kort tekenfilmpje waarin Brown het verschil tussen sympathie en empathie uitlegt. Dat vind ik een heel leuk en leerzaam filmpje. Brown laat er in zien dat empathisch zijn helemaal niet zo moeilijk is en hoeveel het betekent voor een relatie. Het filmpje is geplaatst bij mijn bericht Afstemmen creëert een band.

Ik ben het met de kritiek van Prins eens – Brown heeft een tik van de Amerikaanse individualistische en ‘positief denken‘ molen meegekregen – maar ben ook blij dat hij haar verdienste ziet.

Lees vooral dit interview met de titel: “Het leven wordt niet beter”.

Heeft de mens eindelijk een manier gevonden om z’n kwetsbaarheid te trotseren, grijpt de filosoof in. “Kwetsbaarheid is geen kracht. Van kwetsbaarheid een kracht maken is een retorische truc om perfectionistische mensen langs een omweg te doen volharden in hun perfectionisme”, zegt Awee Prins.

Dat kwetsbaarheid een kracht kan zijn, wie wil dat niet horen? Brené Brown, Amerikaans hoogleraar maatschappelijk werk, schreef er een bestseller over, in Nederland verschenen onder de titel De kracht van kwetsbaarheid. Meer dan 30 miljoen mensen bekeken intussen op internet haar TED Talk over dit boek.

Wanneer ik het ‘cultboek’ van Brown noem, begint Awee Prins sneller te praten, feller, onverbiddelijk. Verontwaardigd vraagt hij: “En al die mensen die aan hun kwetsbaarheid geen kracht weten te ontlenen, mensen die hun kwetsbaarheid gewoon niet kunnen verdragen? Die de moed verliezen? Falen? Zelfmoord plegen? Die mensen vind ik niet minder belangrijk.”

Awee Prins is universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit en zijn vakgebied is de fenomenologie, de tak van filosofie die kanttekeningen plaatst bij de manier waarop we de wereld steeds meer rationeel zijn gaan benaderen. Maar de ratio is maar een aspect van het menselijk bestaan, aldus Prins, en daarom ligt hij ‘van huis uit’ in de clinch met het maakbaarheidsideaal en daarmee ook met Brené Brown, die de kwetsbaarheid wil begrijpen en er een positieve draai aan probeert te geven. “Hoewel ik De kracht van kwetsbaarheid een goed boek vind binnen de tsunami van zelfhulpboeken, belazert Brown haar lezers.”

Hoe dan?

“Het is een retorische truc die ze uithaalt, en eigenlijk ook – en dat verwijt ik haar – een gemene streek, om mensen die het gevoel hebben dat ze kwetsbaar zijn en niet genoeg presteren, die door hun perfectionisme worden gesloopt, te vertellen: ‘Dat perfectionisme mag je loslaten en ik ga jullie nu uitleggen dat je daardoor nóg succesvoller kunt worden’.”

Maar als een retorische truc nou helpt…

“Maar het helpt niet. Wij leven nog steeds in de tijd van de Radarmens, zoals beschreven door David Riesman in The Lonely Crowd. Wij zijn constant om ons heen aan het kijken om te zien hoe anderen over ons denken. Neem Facebook. Je kijkt de hele tijd of je wordt geliket. Je bent voortdurend alert, maar ook heel kwetsbaar als je dag in dag uit erkend wil worden.

Laat duidelijk zijn: ik vind het de verdienste van Brené Brown, dat ze oog heeft voor de zwakke kanten van de mens. Ze beschrijft overtuigend dat we in deze tijd onze kwetsbaarheid en angsten overstemmen door druk, druk, druk te worden, krampachtig allerlei netwerken opbouwen, en daarbij desnoods drugs gebruiken of tranquilizers. Het siert haar bovendien dat ze haar eigen ontsporingen niet onvermeld laat. Terecht stelt ze, dat wij ons leven verpesten door veel te hoge verwachtingen en eisen aan onszelf te stellen, en ons teveel vergelijken met anderen. Perfectionisme leidt tot eenzaamheid, schaamte en een gebrek aan betrokkenheid. Dat heeft ze goed gezien, al thematiseert ze niet de topsporters en eenzame wetenschappers die dat allemaal op de koop toe nemen, wat ook niet onbelangrijk is. Maar dat neem ik haar niet kwalijk. Ze zegt: ‘geluk is een kwestie van momenten.’ Dat denk ik ook, en dat betoog ik ook onvermoeibaar: geluk is iets wat je toevalt. Een moment. Niet een toestand. Dus tot zover zijn we het eens. Maar meteen daarna schrijft ze: ‘Laat geluk niet door je vingers glippen!’ En dan komt mijn kritiek. Brown begrijpt niet wat kwetsbaarheid werkelijk is. Ze adresseert met veel mooie woorden de kwetsbaarheid, op een manier waarin iedereen zich herkent, en maakt daar vervolgens een eigenaardige successtory van. Kwetsbaarheid onderkennen zou volgens haar tot een beter, ja, zelfs een ‘bezield leven’ leiden. Dat dit ons zelden lukt en wat dat ‘bezielde leven’ precies is, daarover zegt ze eigenlijk niets. Dat vind ik het ergste.

Brown geeft in haar boek een lijstje van ‘ervaringen die een gevoel van kwetsbaarheid geven’. Daar heeft ze het over ‘ontslagen worden’, ‘zwanger worden na drie miskramen’, ‘de eerste date na mijn scheiding’, enzovoorts. Maar is dat werkelijke kwetsbaarheid? Er zijn vrouwen die in hun jeugd door hun vader zijn verkracht. Er zijn mensen die hun kind hebben verloren. Dat is echte kwetsbaarheid. Die staan niet in haar lijstje. Waarom schrijft ze daar niet over? Er zijn veel mensen die verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt en daardoor het leven eenvoudigweg niet meer aankunnen. Voor hen is De kracht van kwetsbaarheid een klap in het gezicht. Zij zullen er alleen maar verdrietiger en onmachtiger van worden, omdat ze blijkbaar de moed en de kracht niet kunnen opbrengen om te doen wat Brown adviseert: ‘Je emotioneel blootgeven, je onzekerheden trotseren, risico’s nemen.’ Deze mensen, die mij zeer na aan het hart liggen, zullen zich nog meer schamen en nog schuldiger voelen. En ik vind die mensen niet minder belangrijk, interessant, waardig of bezield. Iemand die ten onder gaat, die echt en alleen maar faalt, die zelfmoord pleegt, omdat ie z’n kwetsbaarheden niet aankan; ook voor die mensen had ze haar boek moeten schrijven, ook voor hen had ze ruimte moeten vrijmaken. Ik vind dat Brown er meer oog voor zou moeten hebben dat er geen gebruiksaanwijzing voor het leven bestaat.”

Als u haar dit vertelt, zou ze het dan niet met u eens zijn?

“Weet ik niet, maar ik hoop dat ze zou inzien dat ze verzandt in haar eigen goede bedoelingen. Brown rehabiliteert de kwetsbaarheid. Dat is het goede aan haar boek. Maar ze faalt wanneer ze kwetsbaarheid inzet als een manier om het leven vanuit die kwetsbaarheid te optimaliseren, er beter door te functioneren, sterker te worden, en zelfs gelukkiger te worden. Brown had moeten bedenken: er klopt iets niet in wat ik zeg. Haar truc, hoe ze mensen belazert – en ik gebruik dat woord met opzet – is: ‘Als jij jouw authentieke imperfecte zelf aan de wereld laat zien, dan zal je merken dat je het waard bent om liefde te ontvangen er erbij te horen.’ Kijk, dat wil iedereen lezen! Maar jij en ik weten dat niemand zoiets eenvoudigweg zal meemaken, dat je je imperfecte zelf aan de wereld laat zien en er dan opeens bij hoort. Brown belooft gewoon te veel.

Ik lees haar anders. Volgens mij wil ze vooral dat mensen zich realiseren dat iedereen kwetsbaarheden heeft, en daarmee het voor ons wat makkelijker maken om ons masker te laten zakken en niet langer vermoeid een perfect plaatje van onszelf te laten zien. Wat minder hangen aan wat we denken dat andere mensen van ons denken.

“Helemaal eens, maar dat is niets bijzonders; dat is common sense.”

Maar dat is geen common sense voor heel veel mensen! Haar filmpje over haar boek is een van de best bekeken TED-filmpjes wereldwijd. Psychologen schrijven haar boek voor. Ik lees blogs van normale leuke mensen waarin ze vertellen dat ze huilend haar TED Talk bekijken.

“Er zullen mensen zijn die, wanneer ze hun kwetsbaarheid onderkennen – en ik gun het ze van harte – openhartiger worden, maar er zullen er ook zijn die de moed verliezen. En dan houd ik voet bij stuk: daar had zij ook rekening mee moeten houden. Dat meen ik echt.”

Als haar stelling niet klopt, waarom zijn we daar dan collectief blind voor?

“Omdat haar boek zoveel mooie en naïeve beloften in zich draagt. Brown spreekt van ‘De tien wegwijzers naar een bezield leven’. Maar wat is dat, een ‘bezield leven’? In hoofdstuk 7 spreekt ze met droge ogen over ‘bezield ouderschap’. Kijk, ouderschap is ongelofelijk moeilijk. Een ouder houdt van z’n kinderen en heeft ook soms een hekel aan z’n kinderen; is teleurgesteld in z’n kinderen. En niet minder belangrijk: die kinderen zijn op hun beurt teleurgesteld in hun ouders. Ouderschap is een ongelooflijk complex gebeuren, waarbij het meer gaat om met je kwetsbaarheden om te leren gaan dan om die kwetsbaarheden te gebruiken als een soort reservoir, een basiskamp van succes-expedities. ‘Bezield ouderschap’ vind ik een bedenkelijk toverwoord, waarbij iedere ouder denkt: ‘Wauw, dat moet ik hebben, bezield ouderschap!’ En dan heb je die ónuitstaanbare puber in je kamer die níks wil en die nérgens zin in heeft. Ik denk dat je veel beter zo’n kind in z’n onmogelijkheid kan dulden dan dat je daar dan ineens een semantische deken van bezield ouderschap overheen gaat leggen.”

Wat moeten we wel doen?

“Als ik college geef en het gaat over een moeilijk onderwerp zeg ik op een gegeven moment tegen mijn studenten: ‘Er zijn nu zijn er een aantal van jullie die in radeloosheid denken dat ze de enige zijn die het niet begrijpen, iedereen om je heen zit braaf te schrijven. Maar ik verzeker je, de helft van de aanwezigen snapt het ook niet.’ Waar het om gaat, is schik krijgen in je eigen kwetsbaarheid en in de kleine waanzin en rare dingetjes die we allemaal hebben. Let wel, en dit is volgens mij van groot belang: ik denk niet dat het leven mooier wordt als je je beseft dat je broos bent. Kwetsbaarheid vind ik daarom ook niet zo’n geschikt woord. Broos-zijn is ruimer. Zachter. Er zit ook de eindigheid in. Wij zijn altijd breekbaar. Zolang je leeft, is er de broosheid van je bestaan.”

Van wie heeft u dat geleerd?

“Van Nietzsche, opmerkelijk genoeg, die geheel ten onrechte als de filosoof van de ‘sterke mens’, de ‘Übermensch’ wordt gelezen. Dat is onzin: Nietzsche kende als geen ander de broosheid van het menselijk bestaan. Maar mijn echte held is Dostojevski, die in al zijn romans laat zien dat de mens het meerstemmige dier is, het polyfone subject. We kunnen de mens niet definiëren. Wij worden allemaal opgeleid met het idee dat er een ego is, een ik, een identiteit. Allemaal nonsens. Het is allemaal veel vager.
Er is een zin bij Dostojevski waarin hij over iemand schrijft dat je niet weet of hij ‘op pelgrimstocht zal gaan naar Jeruzalem of dat hij z’n geboortedorp in brand zal steken’. En hij voegt er aan toe – en dat is de grootsheid van Dostojevski – ‘misschien doet hij het wel allebei’. De mens is wezenlijk polyfoon, meerstemmig. Alle gevoelens zijn gemengde gevoelens, alle gedachten zijn gemengde gedachten. Dat zie ik bij Brené Brown niet terug. Zij kent alleen rood en grijs, kracht en kwetsbaarheid.”

Wat bedoelt u met gemengde gevoelens?

“Nou, als jij zegt tegen iemand ‘ik houd van je’, dan zit daar ook een dimensie in van domme zelfzucht, van hoop, onzekerheid, afgunst, jaloezie, en de angst diegene kwijt te raken. Dat loopt allemaal door elkaar heen. Wij leven nog steeds in de tijd van Descartes; wij geloven in welonderscheiden, meetbare gedachten. Maar alle gedachten zijn gemengde gedachten. Het is heel gek dat wij met elkaar hebben besloten, en alle universiteiten stralen dat uit, dat wetenschap een soort summum is van de manier waarop je de wereld kunt vatten. Maar waarom zou de kunst dat niet zijn? Of de liefde? Of het geloof? Misschien ben je de wereld veel meer nabij wanneer je gelooft en je naaste liefhebt, dan wanneer je wetenschap bedrijft. Waarom zouden we al onze kaarten op het verstand zetten? Het verstand is maar een manier van je tot de wereld verhouden.

Wanneer zijn we zo gaan denken?

“‘Vertrouwen op je verstand’ is het adagium van de Verlichting, dus het speelt al vanaf de achttiende eeuw. Het is ons ‘verstand van de dag’. Wij spreken in de media vaak meewarig van de ‘waan de dag’, maar veel hardnekkiger en lastiger is het ‘verstand de dag’ dat ons beheerst: dat wij de wereld kunnen begrijpen en naar onze hand kunnen zetten. En hoewel Brown ook ons gevoel en onze kwetsbaarheid in het spel brengt, roept ze ons toch vooral op om dat gevoel te doordenken, te begrijpen, te evalueren en productief te maken: onderken je kwetsbaarheid, begrijp je kwetsbaarheid en je leven zal beter worden. Daar valt veel op af te dingen. T.S. Elliot kaart in The Waste Land, een meer fundamenteel probleem aan, de uitzichtloosheid:

What shall I do now? What shall I do?
I shall rush out as I am, and walk the street
With my hair down so. What shall we do tomorrow?
What shall we ever do?

Onze huidige ‘menselijke conditie’ is: Er is geen werkelijk doel in het leven, in elk geval geen hoger doel. Dus hebben we een cultuur ingericht die op zelfbevestiging en vermaak is gericht en die de zwaarte van het leven zo min mogelijk wil onderkennen. Vandaar ook die gekkigheid met euthanasie aanvragen als je vindt dat je leven ‘voltooid’ is. Dat klinkt mooi. Verstandig. Net als bij Brené Brown: kwetsbare mensen, bezielde mensen, betekenisvol leven, en als dat allemaal niet meer lukt: een exit-pil. Maar is er iemand die werkelijk weet wat een ‘voltooid leven’ is?
Elke cultuur en elke historische periode maakt zichzelf iets wijs. Wij maken onszelf in deze tijd wijs dat het leven leefbaar en maakbaar is. Maar dat is helemaal niet waar. Er gaan zoveel dingen mis in een mensenleven. Mijn vrouw is twee jaar geleden overleden. En ik blijf maar moedeloos. Ik kan eenvoudigweg niet omgaan met deze nieuwe ‘kwetsbaarheid’ in mijn leven. Mijn huisarts zei tegen me: ‘Zou je niet aan de antidepressiva gaan?’ Ik voel me daardoor aangesproken; ik merk dat ik het heel vervelend vind dat ik meer kwetsbaar dan ooit ben, niet meer sterk ben, dat ik niet meer graag naar vergaderingen ga, veel minder plezier heb in college geven. Dus ik sta in de verleiding van het verstand van de dag. Gelukkig ben ik zo wijs om te weten dat antidepressiva niet helpen. Alleen de bijverschijnselen zal je krijgen. Elke weldenkende arts is het daar ook mee eens. Ze weten dat bij antidepressiva het placebo-effect bijna even hoog is als het werkelijke effect. Dat vind ik overigens een mooi verhaal, een broos verhaal. Wij zijn zulke rare wezens dat wanneer iemand ons een pilletje geeft wat gewoon een snoepje is en erbij zegt ‘nu ga je het licht in je leven weer zien’, wij het licht weer gaan zien.

Is dat troostend?

“Nee… nee. “ (Lacht).

Helpend op z’n minst?

“Nee, maar laten we in het geheel niet de fout maken om troost te zoeken. Of verlossing. Je moet topisch worden, daar gaat het om. Je bent dan niet meer voortdurend utopisch. Je maakt niet meer de fout te denken dat het aan de andere kant beter is. Waarschijnlijk kunnen we dat utopische moment nooit van ons afschudden. Er is immers altijd zoiets als een toekomst. We zullen altijd over de toekomst nadenken en er op anticiperen. Maar de utopische dimensie in ons leven is in onze tijd buitenproportioneel groot. De meeste mensen plannen liever een vakantie dat dat ze op vakantie zijn.
Mijn adagium is: ‘Het wordt niet beter en het kan niet beter’. Wij leven nog steeds – dus het gaat verder terug dan de Verlichting! – in het visioen van Plato, dat er een ontsnapping bestaat uit het schaduwrijk van de grot. Dat weerklinkt in ons huidige hardnekkige streven naar ‘vooruitgang’. Maar het leven wordt niet beter. Het loopt af. We zijn sterfelijk. Dat moeten we eindelijk eens werkelijk leren denken: topisch worden. Ik weet overigens niet of Eckhart Tolle daar een bijdrage aan levert met zijn boek De kracht van het nu. Er is geen ‘kracht van het nu’, net zoals er geen ‘kracht van de kwetsbaarheid’ bestaat. Wij zijn existerende wezens, wij staan in het broze ogenblik van het nu uit naar het verleden, en naar de toekomst. Je kunt het nu niet idealiseren. Je kunt het verleden niet idealiseren en je kunt de toekomst niet idealiseren. Je kunt en moet niets idealiseren.”

Wat stelt u voor?

“Ik stel niets voor. Ik heb geen recepten voor het leven, maar ik wil graag mijzelf en anderen aanmoedigen om ontvankelijk te blijven voor het geluk en de betekenissen die je in dit broze leven bijwijlen kunnen toevallen. Als ik al iets wil, dan is het dat mensen indachtig worden omtrent wat het betekent om te leven en – nog belangrijker – met en voor anderen te leven. Kwetsbaarheid is daarbij een gegeven, geen kracht.”

Paspoort Awee Prins (Rotterdam-Hilligersberg, 1957) is filosoof en doceert Fenomenologie & Hermeneutiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
● Studeerde filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van Amsterdam.
● Maakte naam met zijn boek Uit verveling (Klement, 2007); dit voorjaar verscheen daarvan de negende druk.
● In 2018 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij zijn nieuwe boek Broos denken, over een filosofie van de hartelijkheid.
● Is een kenner van het werk van Martin Heidegger.
● Stichtte met zijn collega Henk Oosterling aan de Erasmus Universiteit het Centrum voor Filosofie en Kunst.
● Is aan de Erasmusuniversiteit hoofd van de Honours Academy.
Awee Prins woont in Rotterdam, is weduwnaar en heeft twee volwassen kinderen.


Wat mij de kunst lijkt is hoe we onze kwetsbaarheid of broosheid kunnen verdragen. Hier lijkt Prins ideeën voor aan te dragen in het interview ook al heeft hij geen recept. We moeten in ieder geval ophouden met idealiseren: Niet utopisch maar topisch worden. We moeten ons niet alleen op de wetenschap richten maar ook op de kunst, het geloof en de liefde. Hij komt met het gedicht van de dichter T.S. Elliot waarin het gaat over het gevoel van uitzichtloosheid: “What shall we ever do.” Misschien helpt deze regel nog wel het meest want hij geeft ons het gevoel dat we niet alleen zijn.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Filosofie, Psychologie

Mooi interview met Dirk de Wachter

Te lezen op de website van Brainwash.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Psychiatrie, Psychologie